Het woningaanbod blijft slinken en er wordt onvoldoende bijgebouwd om de problemen van de markt op te lossen. “Het is niet vijf voor, maar vijf over twaalf”, zei Ger Jaarsma, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM), donderdag over de woningmarktcijfers over het derde kwartaal.
Het aantal verkochte woningen daalde ten opzichte van vorig jaar met bijna 12 procent. De gemiddelde prijs steeg met 10,3 procent naar een recordniveau van 292.000 euro. Huishoudens concurreren op de droogkokende markt met particuliere beleggers, expats en zelfs met multinationals die hele woningblokken opkopen voor hun personeel. Het aantal beschikbare woningen is met ruim 30 procent gedaald ten opzichte van vorig jaar.
Kansloos
Het vooruitzicht is dat het aanbod blijft teruglopen en de prijzen blijven stijgen.“Huishoudens met een smalle beurs zijn ondertussen kansloos op de woningmarkt”, aldus Jaarsma. Ook vreest hij dat kinderen tot ver na hun dertigste noodgedwongen bij hun ouders moeten blijven wonen. “Dat moeten we niet willen.”
Het is niet de eerste keer dat Jaarsma erop wijst dat ‘alle seinen op rood staan’, maar vooralsnog krijgen de makelaars het niet voor elkaar dat de overheid ingrijpt. Het plan dat de woningmarkt vlot moest trekken, de Nationale Woonagenda, is mislukt. Jaarsma: “Gemeenten en provincies hebben er geen handtekening onder gezet, waardoor de Nationale Woonagenda geen waarde heeft.” Jaarsma roept minister Kajsa Ollongren op om de regie nu echt in handen te nemen. Zij zou dwingende afspraken moeten maken met gemeenten en provincies over het bouwen van woningen.
Behalve het gebrek aan nieuwbouw, is er een aantal ontwikkelingen die het woningaanbod ook niet helpen. Zo heeft het besluit om voortaan gasloos te bouwen nogal wat gevolgen voor lopende bouwprojecten. “Kopers willen niet langer een huis met een gasaansluiting. Daarom zie je dat het ontwerp van bouwprojecten die al in de pijplijn zitten, alsnog moet worden aangepast. Dat remt de bouw.” Een andere complicerende factor is dat woningcorporaties te maken hebben met een almaar stijgende belastingdruk. “Je ziet dat zij daardoor niets bouwen”, zegt Jaarsma. “Voorheen deden ze dat wel, terwijl ouder bezit vaak werd doorgeschoven naar de koopmarkt. Dat gebeurt nu niet meer.”
De makelaars zijn niet altijd blij met de keuzes van gemeenten. Zo willen Amsterdam en Utrecht alleen binnenstedelijk bijbouwen, terwijl volgens Jaarsma juist buitenstedelijk makkelijk grote stappen te zetten zijn. Hij noemt Schiedam als een gemeente die het wel goed doet: daar werd onlangs een gebied dat bedoeld was voor kantoren herbestemd voor woningbouw.
Regionale verschillen
De regionale verschillen op de woningmarkt blijven groot, maar volgens Jaarsma heeft de populariteit van de grote steden wel een olievlekwerking. Kopers die geen budget hebben voor een huis in de stad, wijken uit. In eerste instantie naar randgemeenten, inmiddels ook wat verder weg. Het grootste deel van de Nederlandse gemeenten heeft daarom nu te maken met een dalend aantal transacties en stijgende prijzen. “Uitwijkmogelijkheden zijn er bijna niet meer”, aldus Jaarsma.
Minder verkopen betekent minder werk voor makelaars, maar dat is niet het hele verhaal. Jaarsma: “In deze oververhitte markt zie je dat steeds meer mensen een aankoopmakelaar willen.” Is het dan andersom niet zo dat verkopers een makelaar juist overbodig vinden? Volgens Jaarsma niet: “Zo’n 90 procent vindt het prettig om zijn huis te laten verkopen door een makelaar. Dat cijfer blijft constant.”
Snel verkocht
Woningen staan gemiddeld 40 dagen te koop, dat is 15 dagen minder dan een jaar geleden. Sinds 2000 was de verkooptijd niet zo kort. De gemiddelde koper kan kiezen uit 4 woningen. Ruim een derde van de woningen wordt boven de vraagprijs verkocht.